De kat kent het donker niet.

Onze kat is het gewend om ’s nachts buiten te blijven, maar wij houden hem nu al enkele dagen binnen. Hij is immers beginnen spreken, en de buren hoeven dat niet te weten. Af en toe miauwt hij nog, maar de meeste klanken uit zijn bek kunnen wij sinds vorige week min of meer verstaan, al klinkt hij als iemand die Nederlands heeft geleerd in zijn slaap: hij legt de klemtonen steeds verkeerd of haalt woorden door elkaar. Eerst waren we verbaasd, vervolgens verheugd dat wij de eerste mensen zouden zijn die de geheime gedachten van dieren zouden leren begrijpen, maar stilaan slaat de twijfel toe.

 
Wat we na die paar dagen met zekerheid kunnen zeggen, is dat katten de wereld duidelijk anders waarnemen dan wij mensen. Concreet: als onze kat de trap op loopt, wellicht op zoek naar een openstaand raam langs waar hij alsnog naar buiten kan, zegt hij: “hier kantelt het pad, het pad kantelt naar de top, de kat wandelt naar de top, de kat kantelt naar de top.” Zo praat hij de hele dag door, cryptische boodschappen zijn het, die soms naderend onheil lijken aan te kondigen. Zo ging onze kat gisterenvoormiddag voor het raam zitten, ze keek naar de notenboom in onze tuin en zei toen “De boom valt”. Wij schrokken, maar er gebeurde niets. De boom bleef staan, rampen blijven voorlopig uit.


We hebben geprobeerd met hem te communiceren, door hem te vragen waarom hij plots spreekt. Daar komt geen antwoord op. Mijn vrouw heeft er zich al vrij snel bij neergelegd dat een pratende kat niet per se betekent dat we er ook een gesprek mee kunnen voeren, maar bij mij knaagt het. Deels heeft dat te maken met de nachten, wanneer onze kat wakker is en op het uiteinde van het bed gaat zitten. Normaal zou hij op dat moment buiten zitten, maar nu voel ik hoe hij zijn nagels in ons dekbed zet en terwijl hij met zijn pootjes masserende bewegingen maakt, zegt hij op de klaaglijke toon die katten typeert: “Daar staat een plant in een hok. Daar kruipt een spin aan de onmogelijke zijde van het huis. Daar ruikt de kat een voet van de man. Daar ligt de man die eten geeft op een dak. De man ziet de kat niet. De man geeft de kat geen eten. De kat heeft honger”. Uren aan stuk krijg ik zo een inventarisatie van alles wat ik op dat moment niet kan zien omdat het licht uit is.

De boom bleef staan, rampen blijven voorlopig uit.

Toen ik hem vannacht wanhopig vroeg om ofwel te gaan slapen ofwel op te rotten, zei hij: “de kat kent het donker niet.” Die zin trof me, en niet alleen omdat het de eerste keer leek dat hij reageerde op mijn woorden. Ik had er nooit bij stilgestaan dat een kat het donker niet kent, dat ze ’s nachts even goed ziet als overdag. Jaloers was ik daar op: als kind was ik altijd bang geweest voor het donker en ook nu, in mijn volwassenleven, voel ik mij nooit helemaal gerust als het licht uit is. Er mag van mij altijd wel ergens een lampje branden, al is de alarmklok van mijn vrouw die mij vertelt hoe lang ik al wakker lig. Ook bij onze zoon van vijf zie ik de angst voor het donker groeien met de leeftijd: wordt hij ’s nachts wakker, dan komt hij haastig naar onze kamer gestormd, om er zich van te verzekeren dat we in tussentijd niet verdwenen zijn.

Misschien is de kat daarom beginnen te praten, om ons te leren hoe we het donker de baas kunnen. Daarom ook dat ik vanochtend, nadat mijn vrouw naar haar werk vertrok en ik mijn zoontje had afgezet op school, het rolluik van mijn schrijfkamer dicht heb gedaan, alle lichten uitdeed en vervolgens heb geprobeerd om de kamer te beschrijven zoals mijn kat de nachten daarvoor deed. “Daar hangt een man aan de muur. Daar tonen zich rechte lijnen. Daar ligt het tapijt”  Ik hoorde het mezelf luidop zeggen. Alleen kwam ik maar niet los van mijn werkelijkheid: ik kon niet vergeten dat “de man aan de muur” het geïllustreerde portret van Franz Kafka was, die vast vaak in het donker schreef, dat de lijnen eigenlijk een gevulde boekenkast waren met daarin boeken die ik al dan niet graag had gelezen wanneer ik weer eens niet kon slapen, dat het tapijt op de grond ooit een teken van liefde was geweest.

Vooral had ik moeite om mijzelf louter te zien als een in een donkere kamer zittende man. Na een halfuur deed ik tevergeefs een lamp aan. Toen pas merkte ik dat de kat lag te slapen op een stoel. Ik richtte mijn aandacht weg van de kamer en schreef zonder de rolluik te openen, dit verhaal op. 

Het laatste uur is de kat wakker geworden. Zwijgend kijkt ze me aan en ik weet niet goed of ik dit verhaal hier moet laten eindigen en hoe dan. Ik zou met een kwinkslag kunnen zeggen dat ik mij, zolang de kat praat, zal toeleggen op het miauwen, maar dat doe ik altijd al, de realiteit weglachen. Feit blijft dat mijn kat sinds vorige week is beginnen te praten en dat misschien voor de rest van zijn leven zal blijven doen, dat ze elke nacht op mijn bed zal gaan zitten en mij in zal wrijven dat zij geen idee heeft wat het donker is, terwijl mij dat steeds duidelijker is. 

Ik heb er zelfs het donker niet voor nodig. 

"Feit blijft dat mijn kat sinds vorige week is beginnen te praten."

  • Berichtcategorie:Blog / Verhalen