Luchtballon

Ik heb me lang geërgerd aan de gewoonte van politici om ’s ochtends, bij ’t krieken van de dag, een ballonnetje op te laten over eender welk beleidsdomein waar ze vaak zelf de verantwoordelijkheid voor dragen, om dan in de uren erna, wanneer een normaal mens in alle rust de dag die weer voor hem ligt probeert te overschouwen, daarover uitvoerig te komen vertellen op radio, nieuwswebsites of sociale media, zonder ooit de vraag van een journalist te krijgen of dat soort plannen omzetten in beleid niet gewoon hun job is, of het met andere woorden niet beter is te zwijgen.

 Het wordt nog erger, want daarop volgen bovendien vaak reacties van andere politici die deze of gene voorstel waanzin dan wel onverantwoordelijk vinden en dat toch eerder ongenuanceerde antwoord niet formuleren in commissies die daarvoor bedoeld zijn maar hun repliek eveneens liever delen op radio, nieuwswebsites of sociale media, waarna ook de politiek commentatoren die ons land rijk is – mensen van wie ik vermoed dat ze ooit ervan gedroomd hebben om voetbalverslaggever te worden maar uiteindelijk vrede hebben genomen met het analyseren van de waan van de dag  – inhaken op deze irrelevante volksdans en het intussen al volledig leeggelopen ballonnetje nog een laatste keer proberen op te blazen, tot iedereen weer kan gaan slapen met de geruststellende gedachte dat de wereld van die ochtend er ’s avonds nog precies hetzelfde uitziet.

Ik heb altijd gedacht dat die dynamiek het gevolg was van een media-apparaat dat veel mensen tewerkstelt, maar daarom ook de klok rond nieuws moet vinden. Of dat het het niet te vermijden effect is van sociale media die de toogpraat ook buiten de sluitingsuren van café of koffiebar hebben aangewakkerd, dat de wereld kortom naar de verdommenis is en dat we ons niet kunnen onttrekken aan dat overgesubsidieerd staatstheater

Wat ik niet wist, was dat het concept van ballonnetjes oplaten een diep in onze politiek geworteld gebruik is, dat zich voor het eerst manifesteerde in de jaren 1850.

Maar ik moet toegeven dat ik me heb vergist, dat dat politieke spel niet alleen van deze tijd is, maar dat het bovendien om erfgoed gaat, waarin ik mij de afgelopen dagen heb verdiept, en dat allemaal met de intentie om het ook aan u duidelijk te maken waarom onze politici misschien soms wel paljassen lijken, maar het niet zijn. 

Wat ik tot vorige week niet wist, was dat het concept van ballonnetjes oplaten een diep in onze politiek geworteld gebruik is, dat zich voor het eerst manifesteerde in de jaren 1850, toen veel politici nog elke dag van de boerenbuiten richting hoofdstad moesten langs ‘gebrekkige’ wegen en dus eerder gebruik maakten van private luchtballons, bestuurd door privéballonvaarders. Vloog zo’n ballon met een of ander eminent man uit de buitengebieden over het dorp van een politiek rivaal, dan kon die in de ballonmand het niet laten om vanuit de hoogte het ene gekke voorstel na het ander te roepen, enkel en alleen om de ander te schofferen, als een duel met ongelijke wapens. Bij de ander, die meestal nog bezig was met koeien te melken of boter te karnen, riep dat doorgaans een felle tegenreactie op en dus repte men zich steevast naar het gemeentehuis, nam er een grote roeptoeter – elk gemeentehuis in Vlaanderen had toen nog een mooie verzameling roeptoeters, daar zou een erfgoedkundige eens een tentoonstelling rond moeten maken –  en schreeuwde uit, te horen voor iedereen in de omtrek die het maar horen wilde, dat de man in de luchtballon een gek dan wel een idioot was. 

Valère Loopbuik, vermaard in het ballonnetjes oplaten

Sommige politici waren zeer bedreven in deze toch wat eigenaardige politieke kunst: zelfs als de wind de ballon niet richting Brussel voerde maar eerder ver weg richting landsgrenzen die indertijd maar beter niet overschreden werden, stapten zij toch hun luchtballon in, met in hun vestzak een hele waslijst aan waanzinnige voorstellen, met de bedoeling om politieke rivalen uit hun evenwicht te krijgen dan wel gewoon te jennen. De legendarische Valère Loopbuik was daar misschien wel de kampioen in: zijn door hem geformuleerde voorstellen zijn nooit tot wasdom gekomen in het parlement, maar altijd mee vervlogen in de wind. Men zou hem kunnen beschouwen als een man die genoot van het koeioneren van zijn medepolitici, maar die in de verste verte niet geïnteresseerd leek in daadwerkelijke veranderingen. 

In het Nationaal Archief in Brussel hangt een luchtballonmand waarmee Valère Loopbuik ergens in de koude lente van 1888 van zijn woonplaats Edixvelde naar de luchtballonstop in Brussel vloog, en in dat mandje vond men enkele jaren geleden, verstopt tussen de rieten weefsels een briefje met daarop enkele van zijn voorstellen. Daarop staat te lezen: De 170-urige werkweek, het voorstel om de struisvogelhouderij fiscaal te stimuleren, de taks op jubelkreten of de invoer van een verplicht zeewaardigheidsattest voor boerenkarren.

Vanuit die traditie is het balonnetjes oplaten verworden tot wat het nu is en het enige dat misschien aan te merken is op de hedendaagse invulling, is dat het allemaal zo verdomde serieus is, en dus wil ik politici oproepen om de traditie volledig in ere te herstellen en niet alleen het gebruik van luchtballons weer in te voeren, maar ook vooral voorstellen te formuleren die kant noch wal raken. 

Tot zolang zal ik mij, met de kennis die ik nu heb, voortaan van alle commentaar onthouden als een politicus weer eens ’s ochtends op de radio mijn ontbijt komt verstoren en ik zal, terwijl ik de radio uitzet, denken hoe fijn het is dat tradities in ere worden gehouden. 

Het mandje van Valère Loopbuik
Het gevonden briefje van Valère Loopbuik
  • Berichtcategorie:Blog / Verhalen