De Vliegende Klas

Boeken kunnen gedateerd zijn of voor op hun tijd. Als ze generatie na generatie ontroeren noemen we ze tijdloos. Maar heel af en toe zijn er boeken die er net als de lezer in zijn geslaagd op te groeien, hun kinderjaren achter zich te laten en ouder te worden.  

‘De Vliegende klas’ van Erich Kästner is zo’n boek. Oorspronkelijk verschenen in 1933 als kinderboek, maar nu, precies 90 jaar later, is dit een literaire roman geworden, die van mij naast het werk van Nescio of Salinger mag staan. Kinderen van nu moeten dit niet meer lezen – daarvoor zijn de gebeurtenissen te ver van hun bed – maar wie de dertig voorbij is, raad ik dit boek zeer aan.

In zijn voorwoord vertelt Kästner hoe hij zich ergert aan kinderboeken waarin de personages alleen maar vrolijk en blij zijn. Alsof de schrijvers van die boeken hun eigen kindertijd vergeten zijn, zo schrijft hij, want ook kinderen kunnen ontzettend verdrietig en eenzaam zijn. Vervolgens neemt hij ons mee naar een jongensinternaat, enkele dagen voor kerst en vertelt over de gebeurtenissen daar: leerlingen bereiden een schooltoneel voor, vechten een vete uit met leerlingen van een andere school, plagen elkaar.

De toon is lichtvoetig, met veel humor, maar daaronder zit heel wat melancholie. De jongens op internaat zijn tegen wil en dank tot elkaar veroordeeld en hoewel dat leidt tot hechte vriendschappen, voel je als lezer voortdurend dat ze in feite de onvoorwaardelijke liefde van hun ouders missen, hoe lief de leraars ook zijn – en dat zijn ze, het hele boek door. De leerlingen houden zich sterk, doen zich stoer en volwassen voor, maar tegelijkertijd schemert in alles wat ze doen of zeggen ook het verdriet en de eenzaamheid van een kind door.

Want ook kinderen kunnen ontzettend verdrietig en eenzaam zijn.

De manier waarop Kästner met veel warmte de onschuld van deze jonge levens beschrijft, raakte me diep. Misschien komt het omdat ik me bij het lezen mijn eigen zoon inbeeldde, die, nog maar drie jaar oud, af en toe al last heeft van dat kleine, onbenoembare verdriet dat ons allemaal soms plots durft te overvallen, het gevoel dat de wereld wel erg groot is en wijzelf zo klein.

Het bracht me ook terug naar mijn eigen kindertijd. Die bracht ik wel niet door op een kostschool of in dezelfde omstandigheden als de personages in het boek. Vooral herinnerde ik me dankzij Kästner hoe het was om me als kind alleen te voelen, zelfs als ik was omringd met vrienden, hoe ik me stoer hield of de grapjas uit hing, maar tegelijkertijd besefte dat er een verschil was tussen de jongen die ik speelde voor de buitenwereld en de jongen die ik echt was.

Misschien ben ik die jongen nog altijd, ben ik in tegenstelling tot dit boek nooit opgegroeid.